Nieuws
vrijdag, 23 jun 2023

Verlinden wil geen correcte toepassing van de taalwetgeving

Foto: iStock. Verlinden wil geen correcte toepassing van de taalwetgeving

Recent bracht de vicegouverneur van Brussel zijn jaarlijks verslag naar buiten over de niet-toepassing van de taalwetgeving in onze hoofdstad. In het jaar 2022 bleek de situatie voor de Vlamingen andermaal dramatisch. Vlaams Belang-fractievoorzitter in de Kamer Barbara Pas ondervroeg hierover minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (cd&v). “Helaas wenst ze de taalwetgeving niet te laten naleven”, aldus Pas. “Met drogredenen schuift ze telkens opnieuw de verantwoordelijkheid van zich af.”

In 2022 behandelde de vicegouverneur 3.736 dossiers van benoemingen en bevorderingen door de Brusselse gemeenten en OCMW’s. In amper 16 procent van de gevallen bleken de betrokken ambtenaren tweetalig en werd de taalwetgeving dus gerespecteerd. In 2021 was dat 18 procent. Van de 3.736 aangeworven personeelsleden kan 97 procent zich in het Frans uitdrukken en slechts 19 procent in het Nederlands. “In Brussel blijft de taalwetgeving gewoon dode letter”, stelt Pas. “Deze aanfluiting is een democratische rechtstaat onwaardig.”

“Volgens Verlinden moet naleving van wetten in regeerakkoorden worden opgenomen. Bizar”

“Het is de bedoeling van de vicegouverneur om met zijn jaarverslag de beleidsverantwoordelijken aan te moedigen de taalwet na te leven”, gaat Pas verder. “Om haar verantwoordelijkheid te ontlopen maakt Verlinden daar echter de ‘beleidsverantwoordelijken in Brussel’ van, en dat is niet correct. De taalwetgeving in Brussel is een federale bevoegdheid en dus is het aan federaal minister Verlinden om maatregelen te nemen en ervoor te zorgen dat de handhaving correct verloopt. Als ze tenminste wil dat we leven in een democratische rechtsstaat, waar taalwetgeving en andere wetgevingen worden gehonoreerd.”

In haar antwoord op de vragen van Pas haalde Verlinden ook nog allerlei drogredenen aan om het Nederlands in Brussel niet correct te hoeven behandelen. “Ze stelde dat er wetswijzigingen nodig zijn om de taalwetgeving te doen respecteren, en dat er niets over de materie in het regeerakkoord staat”, merkt Pas tot slot op. “Het is beschamend voor een juriste om zo’n baarlijke nonsens uit te kramen. Dat het handhaven van een bestaande wet in regeerakkoorden moet worden opgenomen, is prietpraat. Net zoals de stelling dat er wetten moeten worden gewijzigd. Er moet alleen voor een correcte naleving van de taalwetgeving worden gezorgd door te voorzien in een efficiënte handhaving.”