In een artikel onder de treffende titel “Als de haan kraait, gaat de leeuw liggen”, wijst de Nederlandse publicist, Derk Jan Eppink, erop dat het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde een bewijs is van de stelling dat de Vlamingen er bij onderhandelingen met de Franstaligen steeds bekaaid vanaf komen.
Een deel van de verklaring voor deze – voor buitenstaanders onbegrijpelijke – situatie zit volgens Eppink in de psychologie van België. Franstalige politici gedragen zich als spreekbuizen van een culturele meerderheid, terwijl ze een minderheid vertegenwoordigen. Vlaamse politici daarentegen gedragen zich als vertegenwoordigers van een minderheid terwijl ze net de meerderheid zijn.
Het gevolg van deze houding is dat Franstalige politici denken zich zowat alles te kunnen veroorloven en dat zij zaken geregeld krijgen zonder enige compensatie. Tegenover deze Franstalige hardheid, aldus nog Eppink, staat de Vlaamse wendbaarheid. Een wendbaarheid overigens, die soms zelfs grenst aan zelfverloochening.
Volkomen terecht eindigt Eppink dat België mede zijn 175ste verjaardag kan vieren door toedoen van “Vlaamse politici die dapper roepen bij de bierpomp maar die niet verder komen dan ‘onverwijlde’ ultimatums en desnoods twee keer betalen.”