De Chinese machthebbers hebben woedend gereageerd op de vergelijking die her en der gemaakt wordt tussen de Olympische Spelen van Berlijn (1936) en die van Peking (2008). En nochtans is die vergelijking niet zo ver gezocht: de harde aanpak van politieke dissidenten, wijd verspreide spionage, concentratiekampen, moord en foltering. Met dat verschil dat de wereldopinie in 1936 de ware aard van het nationaal-socialisme nog niet had ontdekt, terwijl dat vandaag natuurlijk niet meer opgaat voor het communistische regime – of noem het nationaal-communisme – in Peking.
Iedereen wéét dat China de vloer aanveegt met de mensenrechten. De executiepeletons halen er met gemak Olympisch goud. Nergens worden er zoveel doodvonnissen uitgevoerd: minstens 1000 in 2006, andere bronnen schatten het aantal op 8000. En toch beperken protestacties tegen de doodstraf zich doorgaans en gemakshalve tot de Verenigde Staten. In Amerika krijgen meervoudige moordenaars nog wel eens een dodelijke spuit, maar in China staat de doodstraf op 68 misdrijven, waaronder belastingfraude of ‘het in gevaar brengen van de nationale eenheid’…
“Ik was er bij in 2001, toen in Moskou Peking werd verkozen tot Olympische gaststad en Jacques Rogge tot IOC-voorzitter. Het waren toen twee wereldwijd toegejuichte keuzes”, schrijft Jan Segers in Het Laatste Nieuws (27.03.08). “China trad de mensenrechten niet minder met voeten in 2001 dan in 2008. De repressie was toen niet minder bloedig dan nu, de censuur niet minder streng.” Inderdaad. Er zit dus een flinke portie politieke hypocrisie in de verontwaardiging over het brutale Chinese optreden tegen het kleine en machteloze Tibet.
Als er één goede zaak is aan de toen al foute keuze van Peking, is het wel dat de Olympische Spelen voor de Tibetanen de geknipte gelegenheid vormen om hun zaak weer hoog bovenaan de internationale politieke agenda te zetten. In binnen- en buitenland groeit het protest en laait de discussie over een (gedeeltelijke) boycot op. Met voor- en tegenstanders.
De oscar voor de grootste stommiteit gaat daarbij naar een zekere Marc Vandepitte, ‘China-kenner’ en auteur van het boek ‘Made in China’. Vandepitte maakt zich (Het Laatste Nieuws, 27.03.08) behoorlijk boos over een mogelijke boycot, want “een westerse boycot doet China gezichtsverlies lijden en o wee als dat gebeurt. In de Chinese cultuur is trots het hoogste goed.”
Berlijn 1936 was het internationale paradepaardje van het nazi-regime. Net zoals Peking 2008 het uithangbord wordt en moet worden van de Chinese propagandamachine. Maar daar ligt ‘China-kenner’ Vandepitte niet van wakker. Volgens hem is die hele ‘heisa’ over Tibet trouwens ‘zwaar overroepen’. Dezelfde Vandepitte beweert dat de Chinezen in Tibet hun best doen om op vreedzame wijze rust en orde te herstellen en bewaren… Tja, wat moet je nou zeggen op zo’n klinkklare onzin?