“Criminele asielzoekers moeten onmiddellijk worden uitgezet”

Voor het Vlaams Belang moeten de asielzoekers die criminele feiten plegen, zoals het aanranden van meisjes in openbare zwembaden, stante pede het land worden uitgezet. “Donderdag was het helaas voor de zoveelste keer raak in het Gentse zwembad Rozebroeken”, zegt Vlaams Parlementslid Johan Deckmyn. “En omdat er op deze criminele handelingen van asielzoekers nooit passend gereageerd wordt, blijven deze wantoestanden duren.”

Verschillende tienermeisjes werden door twee asielzoekers op een bijzonder agressieve wijze aangerand. “Daarbij werden de borsten en geslachtsdelen van onder meer een dertienjarig meisje betast”, aldus Deckmyn. “De politie werd erbij gehaald en de daders werden opgepakt, maar zoals de agenten ter plaatse het de vader van een slachtoffer al voorspelden, liepen de criminele asielzoekers enkele uren later alweer gewoon vrij rond. Een extra slag in het gezicht van de getraumatiseerde slachtoffers.”

“We mogen dit soort zwembadterreur nooit minimaliseren of afdoen als onvermijdelijk, de asielzoekers in kwestie moeten worden uitgezet”

“Het is lang niet het eerste voorval met zogenaamde ‘jongeren’ in het zwembad Rozebroeken”, vervolgt Deckmyn, die ook fractievoorzitter is in de Gentse gemeenteraad. “Al jaren bereiken ons berichten over aanrandingen, betastingen en zelfs verkrachting. Tot 2019 was het bij incidenten in het zwembad zelfs zo dat redders die de politie belden zelf op het matje geroepen werden door de directie, die negatieve publiciteit wou vermijden. De druk vanwege het Vlaams Belang heeft daar toen verandering in gebracht.”

“Ik zal het stadsbestuur zo snel mogelijk ondervragen over de kwestie”, besluit Deckmyn. “En wat de daders van donderdag betreft, zwembadterreur moet hard aangepakt worden. Ze mogen op geen enkele manier nog in aanmerking komen voor verder verblijfsrecht en moeten onmiddellijk het land worden uitgezet. Asielzoekers die een gevaar vormen voor de samenleving vallen buiten de internationale bescherming, niet mijn woorden maar deze van artikel 52/4 van de Vreemdelingenwet.”