
Hoewel de Vlaamse Regering te pas en te onpas pronkt met haar begrotingscijfers blijken ze eens te meer virtueel. De rekening volgt later.
Het was toenmalig fractievoorzitter Filip Dewinter die bij de begrotingsopmaak van 2012 wees op het surrealistisch karakter ervan. Aan het einde van de legislatuur blijkt de Vlaamse regering nog steeds in hetzelfde bedje ziek. Zo investeerde ze intussen 10 miljard euro die niet in de begroting is opgenomen. En de kostprijs daarvan blijft stijgen. In de komende jaren zal Vlaanderen hierdoor jaarlijks 672 miljoen mogen ophoesten. Oorzaak zijn de vele publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS) die het duo Peeters-Muyters aangingen. Hierbij gebruikt de Vlaamse regering privékapitaal om publieke investeringen te doen zoals scholenbouw, wegeninfrastructuur of sociale woningbouw. Op haar beurt neemt de overheid deze in gebruik en betaalt hiervoor een jaarlijkse vergoeding. Deze vergoedingen vallen echter niet onder de begrotingsschuld waardoor een virtueel kader wordt geschept. En laat het net die vergoedingen zijn die de komende jaren zullen exploderen.
Perceptie vs realiteit
Opvallend is dat de Vlaamse regering deze begrotingstruc steeds vaker toepast. Toen ze in 2009 aantrad, bedroegen de PPS-investeringen 3,9 miljard euro. Dit jaar verdrievoudigde dat bedrag tot 9,96 miljard. Des te treffend is dat in tegenstelling tot de beeldvorming de regering-Peeters de komende generaties opzadelt met een bijkomende schuldenlast.
Voor de zoveelste maal blijkt de Vlaamse ploeg van CD&V, N-VA en SP.a niet minder dan een fantoomregering die vooral bezig is met perceptie en des te minder met realiteit.