
In een interview met Knack (17.06.2009) blikt het Brusselse PS-kopstuk Philippe Moureaux terug op de voorbije verkiezingen, waarbij hij enkele opmerkelijke zaken zegt.
Zo bijvoorbeeld geeft hij toe dat zijn partij de voorbije verkiezingen andermaal voor het volle pond heeft kunnen profiteren van de allochtone stembonus. Op de vraag van Knack of men kan zeggen dat de PS in Brussel heeft standgehouden dankzij de stemmen van de ‘Nieuwe Belgen’, antwoordt Moureaux onverbloemd: “Dat spreekt voor zich, maar dat is niet nieuw.” Wie zal hem daar in tegenspreken?
Interessant is ook het oordeel van het Brusselse PS-kopstuk over de houding van een aantal vooraanstaande ‘Vlaamse’ politici in Brussel: “Guy Vanhengel (VLD) gaat naar de Franstaligen en zegt: ik ben een dusdanig gematigde Vlaming, dat het met mij nog beter zal zijn dan met de Franstaligen! (lacht) Pascal Smet (SP.A) van hetzelfde.” Ook daarin kunnen we hem (helaas) niet tegenspreken.
En dat geldt al evenzeer waar hij stelt dat de voorbije verkiezingen opnieuw hebben aangetoond dat de twee landsgedeelten steeds verder uit elkaar drijven: “Het gegeven is niet nieuw, maar wordt bij elke verkiezing scherper zichtbaar, namelijk dat er een wereld van verschil is tussen de Vlaamse en de Franstalige politieke landkaart.”
Moureaux is naar eigen zeggen bezorgd over die toenemende politieke kloof, wat hem doet besluiten dat een staatshervorming nodig is. Die stelling van Moureaux is niet nieuw. Een jaar geleden reeds stelde hij – al was dat niet van harte – dat de Franstaligen met de Vlamingen over confederalisme moeten spreken als ze nog iets van België wensen over te houden.
Vandaag verwoordt hij het als volgt: “Als Vlaanderen ziet dat de Franstaligen niet bewegen, dan zal het in de verleiding komen om de Franstaligen op droog zaad te zetten.” Daarbij verwijst hij naar de zogenaamde Maddens-doctrine, waarbij Vlaanderen onder meer zijn bevoegdheden assertief gebruikt en weigert over de brug te komen om de federale overheid financieel bij te springen. Moureaux vertaalt die potentiële Vlaamse strategie in enigszins overspannen bewoordingen als: “Wij doen met onze bevoegdheden wat we willen en jullie Franstaligen mogen voor ons part van de honger creperen – die redenering.” Moureaux noemt dit scenario “een reëel gevaar, waarvan de Franstaligen veel te weinig doordrongen zijn.”
Los van het karikaturale taalgebruik van Moureaux en los van het feit dat hij zeker geen verregaande staatshervorming wil, blijft de analyse dat sommige Franstalige politici er zich – meer dan heel wat van hun Vlaamse collega’s – van bewust zijn dat Vlaanderen wel degelijk een offensieve communautaire strategie kan voeren. Of de komende Vlaamse regering dat ook zal doen, is echter zeer de vraag.