Het Vlaams Belang heeft kennis genomen van de eerste berichten omtrent het Infrastructuurplan van minister De Crem. Reeds geruime tijd was er informatie bekend geraakt over bepaalde kazernes die met sluiten bedreigd werden. De vele vragen van verschillende parlementsleden werden echter onbeantwoord gelaten zodat de bespreking die morgen zal plaats vinden er één zal zijn van voldongen feiten (ondanks de vele eerder ingediende vragen met tal van relevante opmerkingen). Wij hebben hier twee weken geleden (tijdens een commissievergadering van Defensie) reeds tegen geprotesteerd.
De aangekondigde sluiting van 32 militaire kwartieren is bijzonder drastisch. De motivering van de minister dat hij geen rekening wil houden met een zogenaamde NIMBY-mentaliteit (geen sluiting in mijn achtertuin) is misplaatst en getuigt van te weinig respect voor de manschappen en hun families die in de omgeving van de kazernes wonen die men voor 2012 wenst te sluiten.
Veel manschappen hebben er (met hun gezin) voor gekozen (en werden er ook voor gemotiveerd) om dicht bij hun respectievelijke kazerne te wonen. Zeker omdat de buitenlandse opdrachten tot de hoofddoelstellingen van Defensie behoren, zijn heel wat manschappen soms voor maanden van huis. In de periode dat zij terug zijn mag toch het nodige begrip verwacht worden van de legerleiding om rekening te houden met die lokale verankering. Op basis van de eerste commentaren van de minister krijgen we het gevoel dat men de manschappen als naamloze nummers beschouwt zonder rekening te houden met hun positie en die van hun gezin/familie.
Het simpel samenvoegen van bepaalde bataljons zal ook voor nieuwe problemen zorgen. Eén van de geviseerde kazernes is de Citadel in Diest van het 1ste Bataljon Para. Het Vlaams Belang meent dat het bijzonder onverstandig is te raken aan de gespecialiseerde waarde van de verschillende paracommando eenheden. Doel van de samentrekking van de twee bataljons van Diest en Tielen in de kazerne van Tielen is het beter bemannen van de eenheden. Dit lijkt een logisch optelsommetje, maar zo werkt het niet. Bij een verhuis zal er altijd een uitval zijn met een verlies aan manschappen, ervaring en specifiek karakter van de eenheden. M.a.w. de sluiting van de kazerne in Diest zal het probleem eerder groter maken. Met onder meer het gevolg dat Defensie nog met moeite haar buitenlandse operaties kan vervullen. Het gevolg van de uitval van waardevolle manschappen en hun ervaring valt op termijn maar zeer moeilijk te compenseren. Er blijft natuurlijk ook het probleem van de rekrutering.
Ook in andere kazernes stelt zich hetzelfde probleem. Dat er geherstructureerd moet worden spreekt voor zich. Maar men moet daarbij wel de hoogste aandacht besteden aan de lokale verankering en de specialisaties. Het gaat bijvoorbeeld ook niet op dat er in sommige provincies, bijvoorbeeld Oost-Vlaanderen, door de sluiting van de Westakkers in Haasdonk, nog amper kazernes overblijven waardoor er voor veel militairen een te grote afstand woon-werkverkeer is. Ook hier dreigt een uitval van manschappen die men – zo bewijst toch de moeilijke aanwerving van nieuwe manschappen – moeilijk zal kunnen compenseren. Daarbij komt dat het verhuizen en sluiten van kwartieren geld, inzet en uitval zal veroorzaken. Werd dit wel voldoende onderzocht?
De afslanking naar 34 000 manschappen – in tegenstelling tot het eerdere cijfer van 37 725 lijkt ons ook drastisch, meerbepaald omdat de aanwerving van (gespecialiseerde) manschappen problematisch verloopt en wij ons vragen stellen over de haalbaarheid van de doelstelling van de minister om jaarlijks 1300 jonge manschappen aan te werven.
Het Vlaams Belang meent dat de minister de verkeerde klemtonen legt. De lokale verankering en een evenwichtige spreiding van de kazernes zijn wel een belangrijk aandachtspunt. Ook de ervaring en de specialisatie primeren boven op een verregaande afslanking. De doelstelling moet immers niet zijn louter te besparen en de getalsterkte te verminderen tot 34 000 manschappen tegen 2012. De voornaamste doelstelling moet zijn om rekening te houden met de specialisatie en de motivatie van de bestaande manschappen. Een kwalitatieve benadering primeert op de eerder kwantitatieve benadering van de minister.
Bruno Stevenheydens
Volksvertegenwoordiger
Francis Van den Eynde
Volksvertegenwoordiger