
Nederland heeft de massale toestroom van Poolse en andere Oost-Europese immigranten zwaar onderschat toen die landen toetraden tot de EU. En het land was er niet klaar voor. Dat zijn de conclusies van een parlementair onderzoek. In 2004 ging het Centraal Planbureau in Nederland nog uit van 7.500 tot 15.000 arbeidsimmigranten uit de nieuwe lidstaten, maar intussen zijn het er 200.000.
Overlast
De golf van Oost-Europese nieuwkomers leidt in grote steden tot grote problemen: zwartwerk en fraude, overbewoning, openbare dronkenschap, vechtpartijen en criminaliteit. Dat zorgt voor maatschappelijke én politieke onrust. Politici van links tot rechts – van PvdA tot PVV (Wilders) – pleiten voor de repatriëring van relschoppers uit Oost-Europa, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Sinds 1 maart 2007 hebben die Oost-Europese EU-burgers immers vrije toegang tot het land én de arbeidsmarkt. Hun verblijfsrecht kan niet zomaar worden ingetrokken. En als Bulgarije en Roemenië straks toegelaten worden tot de Schengenzone dreigen nog meer problemen.
Tijdelijk? Vergeet het maar!
Ook in ons land zijn er nog naïeve zielen die pleiten voor een ‘gecontroleerde immigratie’. Immigratie dus van arbeidskrachten die hier de gaten in de arbeidsmarkt ’tijdelijk’ zouden moeten opvullen, maar die de lonen drukken en ervoor zorgen dat laaggeschoolde werklozen helemaal uit de boot vallen. Alsof de integratieproblemen nog niet groot genoeg zijn. In Nederland zijn ze er nu al achter gekomen dat die nieuwe ’tijdelijke’ immigranten ‘blijvertjes’ zijn. Uit de ramp van eerdere immigratiegolven heeft men duidelijk geen lessen getrokken…