Men moet het toegeven, de Vlaamse minister-president Leterme gaat de discussie met de Walen niet uit de weg. De reden waarom, is niet heel duidelijk. Hij kan toch zo naïef niet zijn te denken dat hij met redelijke argumenten de Franstalige partijen – die in een comfortabele positie zitten – zal overhalen om hun voordelen zomaar op te geven? Wel krijgen wij uit zijn opstelling tegenover de Walen de indruk dat hij bepaalde eisen, die hij in een Vlaams publiek rondstrooit, in een Franstalig publiek gedeeltelijk inslikt. Wat is dat voor een strategie? Zijn beroemde uitspraak “N’Ayez pas peur” zal hem blijven achtervolgen. Hij heeft het zelf gezocht.
Uitgenodigd door Le Grand Liège, die mensen verenigt met een passie voor Luik en het Luiker land, werd Leterme ingeleid door de beruchte Jean-Marie Dehousse (PS), die het publiek waarschuwde voor “deze spreker, die zijn Vlaams-nationale overtuiging duidelijk etaleert” (La Libre Belgique, 27.04.2006).
Hierop repliceerde Leterme als volgt: “Hier staat geen separatist en aan mijn fysiek zal u gemerkt hebben dat mijn gevaarlijkheidsgehalte meevalt” (De Tijd, 28.04.2006).
Veel spectaculaire stellingen? We laten de lezer zelf oordelen. Leterme zette vooral het economisch uit elkaar groeien van de deelstaten uiteen aan de hand van cijfermateriaal:
- Wallonië heeft nog altijd een mindere economische groei dan Vlaanderen, wat dramatische gevolgen zal hebben. Vlaanderen heeft tussen 1995 en 2004 een gecumuleerde groei van 20,8%, Wallonië slechts van 15,5%.
- De investeringsgraad in Wallonië is te klein om tot een echte economische dynamiek te komen.
- Vlaanderen heeft een hogere activiteitsgraad dan Wallonië. De Vlaamse activiteitsgraad bedraagt 64,8%, de Waalse amper 55,5%.
- Ook op gezondheidsvlak staan Vlaanderen en Wallonië voor steeds grotere verschillen: 47% van de Vlamingen heeft bijvoorbeeld een vaste huisarts tegenover slechts 17% bij de Franstaligen.
Terloops merkt Yves Leterme op: “Actieplannen zoals het Marshallplan zijn verdienstelijk maar onvoldoende”. Waar de verdienste van het Marshallplan dan wel zit, komen we spijtig genoeg niet te weten. Tussen haakjes: de Waalse politicus Gendebien had hetzelfde Marshallplan enkele dagen geleden al tot op de grond afgekraakt, nadat ook de liberaal Destexhe kritische kanttekeningen had geplaatst.
Stelde Leterme zware eisen aan de Walen? Hij vindt in elk geval dat de Waalse en Vlaamse toekomst de inzet van de volgende staatshervorming moet zijn. En “instrumenten zoals het arbeidsmarktbeleid, inkomensvorming, onderzoek en ontwikkeling, en fiscaliteit moeten naar de regio’s worden overgeheveld” (De Tijd).
Niets over het beëindigen van de miljardentransfers van Vlaanderen naar Wallonië? Neen, of toch wel, maar dan precies om aan te kondigen dat Vlaanderen niet onmiddellijk van plan is om ze af te schaffen. Hoe moet je anders volgend citaat interpreteren? “Een transparante en gerechtvaardigde vorm van solidariteit tussen de regio’s en hun inwoners moet het bestaande ondoorzichtige systeem vervangen.”
Stefaan Huysentruyt merkt schamper op: “Als Leterme naar Luik is gegaan, is dat omdat over het lot van zijn politieke visie minstens evenzeer in Wallonië als in Vlaanderen zal worden beslist (…) Als de PS bij de herlevende conjunctuur en de vaststelling dat in Berlijn en Parijs ook niets verandert, vindt dat haar hervormingstempo al meer dan voldoende is, krijgt Leterme volgend jaar ook geen staatshervorming, hooguit een vijgenblad.” Waarom zouden de Franstaligen binnen België bijvoorbeeld toegeven? Ze zijn géén vragende partij, want de Vlaamse meerderheidspartijen hebben hen de jongste jaren álles gegeven wat ze vroegen. En: áls ze toegeven, welke Vlaamse ‘compensaties’ zullen daar weer tegenover staan?
Waarom speelt Leterme het op deze wijze: Tegenover de Vlamingen laat hij zijn spieren zien, maar eens voor de Franstaligen geplaatst, legt hij onmiddellijk zijn kaarten op tafel. De Franstaligen spelen het dan wel handiger.
We hebben nu ook eindelijk zekerheid: “We gaan niet discussiëren over confederalisme of separatisme, maar over de leefbaarheid en de sociaal-economische toekomst van Vlaanderen en Wallonië.”