Het ontwerp-rapport van mevrouw Cliveti, die de taaltoestanden in de Brusselse ziekenhuizen is komen bestuderen, dreigt als een boemerang in het gezicht van de Vlamingen terecht te komen. Het was op vraag van een aantal Vlaamse partijen en verenigingen, dat de Raad van Europa werd uitgenodigd om de taalmistoestanden die de Vlamingen ondervinden in de openbare Brusselse ziekenhuizen, te onderzoeken.
Het Vlaams Belang is altijd van oordeel geweest dat het inroepen van de Raad van Europa in deze aangelegenheid een strategische vergissing was. De bestaande taalwetgeving in Brussel is bijzonder duidelijk: openbare Brusselse ziekenhuizen moeten wettelijk verplicht tweetalig zijn. De Vlaamse meerderheidspartijen hebben altijd nagelaten van de naleving van deze taalwetgeving een breekpunt te maken, en hebben hun politieke onmacht en onwil dan maar geëtaleerd door een beroep te doen op de Raad van Europa. Bovendien hebben de indieners van de klacht, maar ook en vooral de Vlaamse regering, het bezoek van mevrouw Cliveti op een bijzonder amateuristische en klungelachtige wijze aangepakt.
Zoals het Vlaams Belang had voorspeld, bekomt deze stap hen slecht. De ontwerp-resolutie van mevrouw Cliveti doet een paar op het eerste zicht behartenswaardige aanbevelingen, die echter in het niets verdwijnen bij haar laatste aanbevelingen:
- opening van tweetalige scholen in de DRIE gemeenschappen, dus ook in Vlaanderen;
- de ratificatie van het Minderhedenverdrag, waardoor de Franstaligen in heel Vlaanderen moeten worden beschouwd als een “nationale minderheid”. Dat laatste betekent in de praktijk faciliteiten voor de Franstaligen, niet alleen in de Rand, maar in heel Vlaanderen.
Hierbij kan men zich nogmaals afvragen waarom Vlamingen in hemelsnaam de Raad van Europa moeten inroepen om een hier bestaande taalwetgeving toe te passen, iets waarvoor ze zelf de politieke moed niet hebben. Voor de zoveelste keer zet de Raad van Europa ons hierdoor een pad in de korf.
Karim van Overmeire
Vlaams parlementslid