
Nederland trekt morgen naar de stembus voor de zogenaamde ‘Provinciale Staten Verkiezingen’, een beetje vergelijkbaar met onze provincieraadsverkiezingen. Nederland is opgedeeld in 12 provincies: Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Friesland, Flevoland, Utrecht, Noord-Brabant, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Limburg. Net zoals bij ons vormen de provincies de bestuurslaag tussen de hoogste overheid (de federale overheid in België, de rijksoverheid in Nederland) en de gemeenten. Bij de provinciale verkiezingen dingen niet alleen landelijke politieke partijen naar de gunst van de kiezer, maar ook plaatselijke of provinciale partijen.
De volksvertegenwoordigers van de provincie (provincieraadsleden in België) vormen samen de Provinciale Staten. De leden van de Provinciale Staten kiezen dan weer de ‘gedeputeerden’.
De Provinciale Staten Verkiezingen (om de vier jaar) zorgen doorgaans voor weinig ophef of belangstelling bij onze noorderburen, ook al zijn ze niet geheel zonder belang. Het zijn immers ook de leden van de Provinciale Staten die de 75 leden van de Eerste Kamer kiezen. De Eerste Kamer in Nederland heeft de macht om wetten die zijn aangenomen door de Tweede Kamer wel of niet goed te keuren, zoals de Senaat bij ons dus.
De verkiezingen voor de Provinciale Staten worden beschouwd als een eerste test voor de populariteit van het nieuwe rechtse kabinet Rutte-Verhagen met de gedoogsteun van Geert Wilders. Het is vooral ook uitkijken naar de resultaten van de Partij Van de Vrijheid, die voor het eerst meedoet aan deze verkiezingen. Het peilingbureau van Maurice de Hond voorspelt dat de partij van Wilders in Noord-Holland de tweede grootste partij zou worden. In het verleden bleven nogal wat kiezers thuis (er is in Nederland immers geen stemplicht, weet u wel). Maar nu de PVV zich mee in de strijd werpt, zou dat wel eens anders kunnen zijn. Wilders lokt niet alleen voorstanders maar ook tegenstanders naar de stembus. En daar kan de democratie alleen maar wel bij varen. Morgen weten we meer.