
Voor het paasreces pleitte Vlaams Belang-parlementslid Karim Van Overmeire in de Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement voor doorgedreven samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland op het vlak van Nederlandstalig onderwijs in het buitenland. Op dit ogenblik bestaan er geen gesubsidieerde Vlaamse scholen buiten Vlaanderen. De Nederlandse stichting ‘Nederlands Onderwijs in het Buitenland’ (NOB) beschikt daarentegen over een netwerk van 260 scholen waarin kinderen in het Nederlands onderwijs kunnen volgen. In principe kunnen Vlaamse kinderen op de Nederlandse scholen terecht, maar alleen wanneer er voldoende plaats is. Nederlandse kinderen krijgen voorrang, waardoor Vlaamse kinderen vaak op een wachtlijst terecht komen. Als Vlaamse kinderen toch worden toegelaten, moeten hun ouders meer betalen dan Nederlandse ouders.
Karim Van Overmeire toonde begrip voor het argument van minister Smet (SP.a) dat de budgettaire situatie niet toelaat om Vlaamse scholen in het buitenland uit te bouwen. Formele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland, en een Vlaamse bijdrage aan het Nederlandse netwerk, zou er evenwel voor kunnen zorgen dat Vlaamse en Nederlandse kinderen gelijke toegang tot die scholen krijgen, en dat de bijdrage van Vlaamse en Nederlandse ouders wordt gelijkgeschakeld. De minister bleek daar evenwel niet toe bereid en beperkte zich tot een vage toezegging over occasionele en beperkte steun in de vorm van lesmateriaal.
Dat is natuurlijk onvoldoende. “De Vlamingen in het buitenland worden bijgevolg aan hun lot overgelaten,” stelde Van Overmeire. “Door samenwerking met Nederland zou het probleem van de Vlamingen in het buitenland met een relatief beperkte budgettaire inspanning kunnen opgelost worden. Ik betreur dat de minister hier geen interesse voor betoont.”