
Alsof het nog niet moeilijk genoeg is, worden de Nederlandse formatieperikelen nog eens doorkruist door het proces tegen Geert Wilders. Dat proces dat in de aanloop naar de verkiezingen werd opgeschort, wordt volgende maand hervat. Het proces gaat weer van start op 4 oktober en moet zijn beslag krijgen op 4 november. Dan valt de uitspraak. Wilders moet op 4, 6, 8, 12, 15 en 19 oktober voor de rechter verschijnen. Zoals u weet wordt de PVV-voorman beschuldigd van het beledigen van moslims en allochtonen en het aanzetten tot discriminatie en haat. Aanvankelijk drong het Openbaar Ministerie er op aan de klacht te seponeren, omdat de uitspraken van Wilders kaderden in het politieke en maatschappelijke debat. Maar het gerechtshof dacht daar anders over en zag mogelijk strafbare feiten in zijn controversiële uitspraken over de islam. Wilders wordt dus vervolgd vanwege een ‘opiniedelict’. Je kan het met de uitspraken en het optreden van Wilders eens zijn of niet, maar dit proces had er nooit mogen komen. Het is een even grote schandvlek op de democratische rechtspraak als het beruchte Vlaams Blok-proces. En de vraag is welke weerslag een eventuele veroordeling zal hebben op de regeringsvorming.
Intussen schaart ook Rik Torfs – kandidaat-voorzitter van CD&V – zich bij de kudde wolven die huilen in het bos dat het CDA zijn gesprekken met Wilders moet stopzetten. Erg overtuigende argumenten brengt hij daar niet bij aan. Net zoals de argumenten van enkele dissidente CDA’ers niet kunnen overtuigen. Schrijver en uitgever Bastiaan Bommeljé maakt brandhout van de bewering dat Wilders voor tegenstellingen zorgt in de Nederlandse samenleving, dat hij de godsdienstvrijheid in gevaar zou brengen en dat hij een blamage zou zijn voor de reputatie van Nederland in het buitenland (NRC Handelsblad, 02.09.10)
Welke godsdienstvrijheid bedoelen ze eigenlijk, vraagt de auteur zich af. “Hopelijk bedoelen ze toch de godsdienstvrijheid die is gefundeerd op de strikte scheiding van Kerk en Staat. Dus de godsdienstvrijheid waarin godsdienst vrij is als het recht van elk individu, maar nimmer de plicht mag zijn voor een groep.” Dat kan, zo merkt Bommeljé terecht op, alleen maar gaan om “de godsdienstvrijheid waarin vaststaat dat in geval van conflict religieuze gebruiken altijd moeten wijken voor seculiere wetten.”
De reputatie van Nederland? Die is al niet te best na de politieke moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, signaleert Bommeljé. Ze zorgen voor het beeld dat Nederland afstevent op een parallelle, gespleten samenleving en een vorm van (vaak zelf gekozen) religieuze en etnische apartheid. “De twee moorden waren het gevolg van maatschappelijke tegenstellingen”, merkt de auteur terecht op en die bestonden al geruime tijd voor Wilders op het politieke toneel verscheen. Bommeljé wijst er op dat de afgelopen 25 jaar zo’n 40 miljard euro (!) werd gepompt in inburgeringsmaatregelen en integratieprojecten. Niemand weet nog precies waar al dat geld naartoe ging en de resultaten zijn niet bepaald schitterend.
Wilders wordt gedemoniseerd. Politiek en media lijden, zo stelt Bommeljé, aan een ware ‘Wilders-obsessie.’ Vergelijkingen met Hitler, Mussert of Karadzic zijn niet uit de lucht en maken deel uit van de duiveluitdrijving van het politieke establishment. Maar, zo besluit Bommeljé met enige zin voor humor: “Afgezien van zijn blonde pruik is er geen reden tot paniek.” En vooral: “Wilders is slechts een symptoom en niet de oorzaak van de maatschappelijke desintegratie.”