Nieuws
dinsdag, 11 okt 2022

Kwaliteitsalliantie leermiddelen: veel voornemens, weinig concrete acties

Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) heeft het rapport van de Kwaliteitsalliantie voorgesteld over het gebruik van de leermiddelen in ons onderwijs. Het Vlaams Belang is vrij teleurgesteld over dit rapport. “Er staan goede voornemens in, maar die zijn zeer vrijblijvend”, zegt Vlaams Parlementslid Jan Laeremans. “Bovendien is de vraag in hoeverre ze afdwingbaar zijn en in hoeverre dit voor een ommekeer in het onderwijs zal zorgen.”

De Kwaliteitsalliantie is de werkgroep onder leiding van Luc De Man die vorig jaar de opdracht kreeg om een kader te scheppen inzake de kwaliteit van zowel de papieren als de digitale leermiddelen in ons onderwijs.

De uitgangspunten van hun rapport zijn meer duidelijkheid over de kwaliteitsvoorwaarden, de vrijheid en verantwoordelijkheid van de leerkracht inzake leermiddelengebruik, het doordachter en soberder omgaan met invulboeken en meer transparantie richting scholen omtrent de behaalde eindtermen en leerplandoelen per lesingrediënt en omtrent de in het leermiddel gehanteerde methode. In het rapport werden een reeks kwaliteitsindicatoren ontwikkeld, waarvan er zeven prioritaire kernindicatoren zijn waar ieder leermiddel aan zou moeten voldoen. De rest zijn keuze-indicatoren die de onderwijsverstrekker en leraar al dan niet kan gebruiken naargelang het concrete pedagogisch project en de gehanteerde didactiek. Om de kwaliteit van de leermiddelen op middellange termijn te optimaliseren zijn er ook twaalf engagementen geformuleerd.

De goede voornemens over de leermiddelen zijn zeer vrijblijvend

Jan Laeremans reageert teleurgesteld. “Hoewel er in woorden wel veel goede voornemens in staan en vooral ook heel wat evidenties inzake de kwaliteitsindicatoren, blijft de vraag spelen hoe en in hoeverre dit effectief zal zorgen voor een ommekeer”, zegt Laeremans. “Veel engagementen klinken nogal vaag en sommige beperken zich in de formulering tot een minimum minimorum in verschillende euvels bij die invulboekjes, zowel betreft de kwaliteit, de duurzaamheid als de betaalbaarheid. Bij veel voornemens is ook niet duidelijk wie de verantwoordelijken dan wel zijn.”

De vraag is hoe afdwingbaar dit alles zal zijn gezien de vrijheid van onderwijs inzake het gebruik van leermiddelen en het vrije ondernemerschap. “Het is nu eenmaal de economische realiteit dat educatieve uitgeverijen vooral willen verkopen”, aldus Laeremans. “Een invulboek dat je ieder jaar opnieuw moet aankopen is dan ook veel lucratiever dan een handboek.”

In de media noemde ook coalitiepartner cd&v dit “geen indrukwekkend engagement” om te zorgen dat alle kinderen op 1 september effectief over kwaliteitsvolle leermiddelen beschikken. “Kortom, voorlopig veel papieren engagementen en zinnetjes die ‘oproepen’ doen, maar zal dat effectief zoden aan de dijk brengen en de oversimplificatie door papschoolinvulboekjes stoppen? Daar hebben we grote twijfels bij”, besluit Laeremans. “Dit rapport is doordesemd met een te grote vrijblijvendheid.”