Nieuws
maandag, 07 mrt 2022

Nauwelijks één op drie daders van geweld tegen politie moet voor rechter

Twee op drie daders van geweld tegen agenten moeten niet voor de rechter verschijnen. Dat zijn de schokkende cijfers uit een recent schriftelijk antwoord van Justitieminister Vincent Van Quickenborne (Open Vld) op een vraag van federaal volksvertegenwoordiger en Voorzitter van de Commissie Binnenlandse Zaken Ortwin Depoortere (Vlaams Belang). Depoortere toont zich verontwaardigd en wil dat elke vorm van geweld tegen (politie)ambtenaren een ‘verzwarende omstandigheid’ vormt bij misdrijven tegen openbare ambtenaren.

De cijfers zijn onthutsend. Van de 4.892 verdachten, betrokken bij diverse zaken van geweld tegen politieagenten die tussen 1 januari 2018 en 31 december 2021 zijn ingestroomd, bedraagt het percentage vervolgingen (gerechtelijk onderzoek, raadkamer en dagvaarding en vervolg) 30,6%.Het percentage ‘alternatieve maatregelen’ (bijvoorbeeld Pretoriaanse probatie, minnelijke schikking, administratieve sancties en bemiddeling en maatregelen) bedraagt 22,49%. Alle andere zaken worden dus geseponeerd.

“Nochtans bestaan er duidelijke richtlijnen voor de parketten, vervat in een ministeriële omzendbrief, om deze problematiek prioritair te behandelen”, aldus Depoortere. “Maar dat blijkt in de praktijk slechts een doekje voor het bloeden”.

Er doet zich ook een probleem voor op het vlak van analyse van de data. Dat ontdekte Depoortere toen hij peilde naar de zaken waarbij de agenten een arbeidsongeschiktheid van meer dan 4 maanden opliepen. Die (arbitraire) drempel wordt immers in diezelfde omzendbrief ingevoerd, omdat alle vormen van geweld tegen politiediensten die leiden tot een arbeidsongeschiktheid van ‘meer dan 4 maanden’ niet door het parket geseponeerd kunnen/mogen worden omwille van ‘opportuniteitsredenen’. Maar hier wringt het schoentje, volgens Depoortere. “Ik stel vast dat het ministerie van Justitie met al zijn databanken niet eens in staat is mij te zeggen in hoeveel zaken er sprake is van zaken met letsel bij agenten dat leidt tot meer dan 4 maanden arbeidsongschiktheid”, aldus de commissievoorzitter. “Contacten met politiemensen leren mij dat 4 maanden arbeidsongeschiktheid al bijzonder uitzonderlijk is. Maar de realiteit is dat niemand het me vandaag kan zeggen.”

In zijn antwoord aan Depoortere reageert Van Quickenborne dat dit komt “omdat het met de huidige nomenclatuur van de misdrijven in het strafregister niet mogelijk is de misdrijven op basis van de definities vermeld in artikel 32 ter van de wet van 4 augustus 1996 in kaart te brengen”.Depoortere vraagt dan ook aan de minister van Justitie de voorwaarden tot seponering in die omzendbrief véél strenger te maken. “Ik wil dat elke vorm van fysiek geweld tegen politiediensten dat leidt tot een arbeidsongeschiktheid van 5 dagen of meer in élke situatie leidt tot een rechtstreekse dagvaarding voor de rechtbank”, aldus Depoortere. “Justitie voerde in coronatijden een lik-op-stuk beleid énkel voor inbreuken tegen de coronaregels, ook al ging dat niet om geweld tegen personen. Maar voor geweld tegen politiediensten kan of wil de overheid blijkbaar de daders met zachte handschoen aanpakken.”

En Depoortere wil nog verder gaan. In de commissie Binnenlandse Zaken waarvan hij zelf ook voorzitter is, diende hij de voorbije legislatuur heel wat vragen in rond dit thema. “Hieruit kan ik alvast één conclusie trekken. Onze strafwetgeving moet op dit vlak dringend aangepast worden. Er moet bij het plegen van elke vorm van fysiek geweld tegen (politie)ambtenaren, bij het uitoefenen van hun beroep, een afzonderlijke verzwarende omstandigheid te worden ingevoerd”, stelt Depoortere. Sterker: het parket moet voor het Vlaams Belang élke vorm van fysieke geweld dagvaarden en niet langer ‘om opportuniteitsredenen’ zaken seponeren (behoudens bij onbekende daders). “Wie niet horen wil, moet voelen”, stelt Depoortere.

Die verzwarende omstandigheid moet volgens de commissievoorzitter in tot een bijkomende strafverzwaring. “Enerzijds moet het parket een strenger vervolgingsbeleid voeren voor dit soort misdrijven”, vervolgt Depoortere. “De minister van Justitie van zijn kant moet die richtlijnen duidelijk bewaken. Anderzijds zullen we ook de strafrechter verplichten, rekening te houden met de verzwarende omstandigheid.”

"Regering blijft in gebreke om veiligheid van politie te waarborgen"

Depoortere wilde ook weten welke de voornaamste strafbare feiten zijn die gepleegd worden tegen de politie. Dat blijkt in de eerste instantie te gaan om ‘weerspannigheid’ en/of ‘smaad’ aan de politiediensten. 2.398 of 49% van de verdachten werden vervolgd wegens ‘weerspannigheid’, 1.323 of 27% van de verdachten wegens ‘smaad’. De volgende categorie zijn de ‘fysieke’ geweldsmisdrijven. Slagen aan een persoon met een openbare hoedanigheid (573 verdachten of 11,71%), opzettelijke slagen en verwondingen (131 verdachten of 2,68%) en tot slot poging tot moord of poging tot doodslag (29 verdachten of 0,59%).

435 verdachten kregen een minnelijke schikking voorgesteld. Dit gebeurde hoofdzakelijk voor feiten van smaad en weerspannigheid.

Tabel 6,7 en 8 geven de redenen voor seponering weer wanneer er geen vervolging was. In 2018 ontsnapten 37 verdachten of ongeveer 27% aan vervolging na een seponering ‘om technische redenen’. In 71% van die sepots gebeurde dat echter om ‘opportuniteitsredenen’. Zo ontsnapten bijkomend 96 verdachten aan vervolging.

In 2021 is het aantal sepots om technische redenen gestegen naar 50% (voor 306 verdachten) en is het aantal sepots om opportuniteitsredenen gedaald tot 49% (voor 305 verdachten). Ook opmerkelijk. 60 dossiers van verdachten die van het ene parket (plaats van de feiten) verhuisden naar het andere, bijvoorbeeld het parket van hun woonplaats, bleven ‘zonder reactie’.

In de omzendbrief COL 10/2017 wordt nochtans aangegeven dat het dossier niet kan worden afgesloten (geseponeerd) om opportuniteitsredenen, ‘tenzij om uitzonderlijke’ redenen. Een van die redenen is bijvoorbeeld gevallen van geweld met arbeidsongeschiktheid van vier maanden of minder tot gevolg. De gerechtelijke databanken laten echter niet toe te analyseren in hoeveel gevallen er sprake was van arbeidsongeschiktheid, noch hoe lang.

Niet enkel de vervolgingen hadden de aandacht van Depoortere. Hij vroeg de minister van Justitie ook om uitleg naar het aantal veroordelingen. Maar daar kwam hij van een kale reis terug. Van Quickenborne moest hem het antwoord schuldig blijven. “De steundienst van het College van de hoven en rechtbanken beschikt niet over cijfers met betrekking tot het aantal vrijspraken”, luidde het.

Dat komt volgens de Open Vld-minister “omdat de databank van de applicatie waarmee de dossiers worden behandeld niet toelaat om een onderscheid te maken tussen de beslissingen met en zonder kracht van gewijsde”. In sommige gevallen is het ook mogelijk dat verdachten veroordeeld worden voor één tenlastelegging, maar vrijgesproken worden voor anderen. Hoe dan ook; Justitie heeft er geen zicht op.

Als een verdachte al veroordeeld geraakt, hoe zit het dan met de strafuitvoering, was Depoorteres laatste vraag aan Van Quickenborne. En ook hier moest de minister het antwoord schuldig blijven: “De registratie van de strafuitvoering is helaas niet uniform voor het hele land: het is dus niet mogelijk om deze vraag te beantwoorden”, klinkt het teleurstellende antwoord.

Depoortere besluit: “Ik stel vast dat deze regering én vooral de minister van Justitie dringend de juiste prioriteiten moet stellen. Om verkeersboetes te laten incasseren worden er kosten noch moeite gespaard. Maar als het gaat om (politie)ambtenaren die in hun job risico’s lopen om onze veiligheid te garanderen, blijft deze regering zwaar in gebreke. Onze fractie zal dan ook in het parlement de nodige wetgevende initiatieven nemen om de bestraffing van geweld tegen (politie)ambtenaren veel effectiever te maken. Wij vragen ook dat de minister van Justitie de omzendbrief die nu grotendeels dode letter blijft, aanscherpt. Bij elke vorm van fysiek geweld (met arbeidsongeschiktheid van meer dan 5 dagen) moet het parket de dader voor de rechtbank brengen. Punt.”