Persberichten
donderdag, 08 apr 2021

Slechts helft van de Brusselse lokale politiemanschappen kent Nederlands

De kennis van het Nederlands gaat er binnen de Brusselse lokale politie zienderogen op achteruit. “Vandaag de dag kan nauwelijks iets meer dan de helft van de lokale politieambtenaren in Brussel zich nog in het Nederlands uitdrukken”, zegt fractievoorzitter Barbara Pas (Vlaams Belang). “Bij de in 2020 nieuw aangeworvenen gaat het zelfs nog niet eens om één derde. En minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V) schuift intussen haar medeverantwoordelijkheid daarvoor van zich af.”

Pas vraagt bij de minister van Binnenlandse Zaken jaarlijks de gegevens op over de tweetaligheid van de Brusselse politie. “Uitde meest recente gegevens die minister Verlinden daarover vrijgaf, blijkt dat de kennis van de twee landstalen, die bij wet verplicht voorgeschreven is, er in 2020 pijlsnel op achteruit is gegaan”, aldus Pas. “Was in januari 2020 nog 57,7 procent van het Brusselse politiepersoneel tweetalig, dan klokte dat cijfer een jaar later af op nog slechts 51,6 procent. Dat is een achteruitgang van meer dan 6 procentpunten op één jaar tijd.”

“Zoals met alles wat de taalkennis betreft, is de kennis van de tweede taal heel verschillend al naar gelang de taalgroep waartoe men behoort”, vervolgt Pas. “Van de Nederlandstaligen is momenteel 86,4 procent tweetalig; van de Franstaligen is dat slechts 37,8 procent.” Concreet heeft dat tot gevolg dat 96,1 procent van de Brusselse agenten (Franstaligen + Franskundige Vlamingen) zich van het Frans kan bedienen, maar dat slechts 55,5 procent van hen (Vlamingen + Nederlandskundige Franstaligen) het Nederlands machtig is.

“Wil Brussel, met deze miskenning van het Nederlands, eigenlijk nog wel de hoofdstad van België zijn?”

Voor het Vlaams Belang is de oorzaak van de snelle daling van de tweetaligheid duidelijk. Uit de weliswaar fragmentarisch beschikbare cijfers van Verlinden blijkt dat van de in 2020 nieuw aangeworven agenten slechts 11 procent bij aanwerving tweetalig was. Voor deze gang van zaken wijst Pas in de eerste plaats naar de Brusselse politiezones, de gemeentelijke lokale gezagsdragers en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. “In Brussel”, aldus Pas, “moeten ze zich toch wel eens grondig bezinnen over de vraag of ze eigenlijk nog wel de hoofdstad van België willen blijven. Want als ze daar de meerderheid van de bevolking van dit land blijven negeren en provoceren, dan is er toch wel een fundamenteel probleem.”

“Maar ook minister Verlinden draagt hiervoor een zware verantwoordelijkheid”, besluit Pas. “Op mijn vraag wat zij aan deze toestand gaat doen, krijg ik als droog antwoord een verwijzing naar de bevoegdheid van de Brusselse instanties. Dat is meer dan een halve leugen. Verlinden is als minister van Binnenlandse Zaken wetgevend zowel bevoegd voor de politie als voor de taalwetgeving in Brussel. Wanneer duidelijk is dat die Brusselse instanties de wet niet naleven, dan is het aan haar om in te grijpen.” De Vlaams Belang-fractie heeft haar al meermaals voorgesteld om daarvoor een bijzonder administratief toezicht in het leven te roepen, wat zij perfect kan, maar Verlinden blijft tot nog toe potdoof langs die kant. “Ik zal haar in alle geval met deze nieuwe dramatische cijfers over het Nederlands bij de Brusselse politie confronteren, want zo kan het echt niet meer verder.”