Nieuws
donderdag, 07 jan 2021

De Brexit-saga: over en out

Met de jaarwisseling viel de Brexit definitief in zijn plooi met een akkoord dat te verkiezen was boven een harde Brexit. De gevolgen ervan zullen evenwel ook in Vlaanderen te voelen zijn.

De EU en het Verenigd Koninkrijk gaven zichzelf een jaar om tot een deal te komen en dat zullen we geweten hebben. Eerst beet Theresa May nog haar tanden stuk op een deal en nam Boris Johnson over met de belofte een betere deal uit de brand te slepen.

De onderhandelaars van de EU hadden echter duidelijk niet de opdracht om de Britten comfortabel naar de uitgang te leiden en hen veel concessies te gunnen. Met de sterke opkomst van identitaire partijen in heel Europa moest en zou duidelijk zijn dat een exit uit de unie steeds een zware calvarietocht is. De timing en het gemak waarmee Britse onderdanen in de laatste dagen van december de toegang tot verschillende EU-lidstaten werd ontzegd omwille van een coronavariant spraken boekdelen.

Dure eden

Bij de onderhandelingen werden keer op keer deadlines vooropgesteld en niet gehaald. In december zat de onderhandeling nog steeds muurvast. Ursula von der Leyen en Boris Johnson zworen dure eden dat ze bereid waren de ‘extra mile’ te gaan om tot een akkoord te komen. Deze eden moesten verhullen dat beiden vooral wilden vermijden de zwarte piet toegeschoven te krijgen voor een no-deal Brexit. Het geloof in een onderhandelde oplossing leek verder weg dan ooit. Zoals zo vaak werd er een akkoord bereikt op het moment dat een mislukking een zekerheid leek. Noch de EU, noch de Britten wilden de schuld krijgen voor een complete chaos. Het akkoord werd met een grote meerderheid goedgekeurd door het Britse Lagerhuis. De Europese raad en het Europees Parlement kozen ook eieren voor hun geld.
 
Wat is er dan nu op de valreep uit de bus gekomen? Drie zaken: een vrijhandelsakkoord, justitiële samenwerking en een ‘Joint Partnership Council’. Die laatste beoordeelt de toepassing van het akkoord en komt in de plaats van het Europese Hof van Justitie en zelfs het Europese Hof van de Rechten van de Mens. Die eerste optie had haaks gestaan op de wens van de Britten om zeggenschap over hun grondgebied te herwinnen.

Vrijhandelsakkoord

Het vrijhandelsakkoord voert terug douaneformaliteiten, voedselveiligheidscontroles en invoerquota voor de meeste goederen in, maar voorziet ook nultarieven. Deze nultarieven gelden wel enkel voor goederen die aan de oorsprongsregels voldoen, namelijk in de EU of het VK verkregen geproduceerd of minstens voldoende bewerkt. Het zijn de bedrijven zelf die het bewijs hiervan moeten leveren via het Registered Export System.
De oorsprongsregels komen er vooral op vraag van Europese autofabrikanten. Die krijgen met de ‘bilaterale cumulatie’ ook de mogelijkheid hun assemblage blijvend internationaal te organiseren. Een Brits onderdeel verwerkt in de EU wordt beschouwd als Europees. Hetzelfde gebeurt in de omgekeerde richting.
 
De Britten beloofden ook niet te zullen concurreren met sociale dumping, lagere milieunormen of unfaire staatssteun. Een overbodige eis vindt Europees parlementslid Gerolf Annemans: “Het risico op sociale dumping of lagere milieunormen lijkt eerder beperkt in een ontwikkelde, westerse democratie als het Verenigd Koninkrijk. De Britten zouden het zelf niet aanvaarden. Onterechte staatssteun is theoretisch mogelijk, maar dat is een risico dat niet beperkt is tot niet-EU landen, wel integendeel.”

Noord-Ierland

In het Verenigd Koninkrijk was Noord-Ierland nog een grote struikelsteen. De Noord-Ierse unionisten vreesden dat een aparte regeling voor Noord-Ierland de splijtzwam zou betekenen voor hun Britse Unie. Logistiek is de grens tussen Ierland en de rest van het VK veel gemakkelijker te beheren dan de landsgrens tussen Noord-Ierland en de rest van Ierland. Dit zou voor een – ongetwijfeld voor de Britten ongewenst en Ieren gewenst – neveneffect kunnen zorgen. Wat echter van belang was dat Noord-Ierland niet zou gebruikt worden als achterpoort voor oneerlijke concurrentie met onze Vlaamse bedrijven. Met een bijzonder complexe administratieve regeling heeft de EU hier een mouw aan willen passen. De toekomst zal uitwijzen of dit een werkbare oplossing is.
 
Ook wij Vlamingen hadden met onze Vlaamse, exportgerichte economie, als naaste buur en logistiek knooppunt in Europa een akkoord te verkiezen boven een harde Brexit. Met een harde Brexit hadden we moeten terugvallen op de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) met nog meer beperkingen en hogere handelstarieven.

Kostprijs voor de Vlaamse economie

Aan de Brexit hangt wel degelijk een kostenplaatje voor Vlaanderen. Vlaamse exportbedrijven kijken alleszins tegen een administratieve meerkost aan. Een studie van Hogeschool VIVES berekende dat de zachte Brexit niet-tarifaire belemmeringen oplevert van 2,77%.
 
In Vlaanderen zouden 6.500 arbeidsplaatsen verloren kunnen gaan. De zwaarst getroffen sectoren zijn de voedingsindustrie en de textielsector. Ook de chemiesector, de groothandel en de tertiaire sector verliezen toegevoegde waarde. Het economisch verlies voor Vlaanderen blijft aanzienlijk, zelfs met de hoopvolle boodschap van Flanders Investement and Trade (FIT) dat dankzij de Brexit er ook extra investeringen in Vlaanderen zullen gebeuren. Hervestigingen van bedrijven zouden op hun beurt goed zijn voor 2000 extra arbeidsplaatsen. Ook de Vlaamse visserijsector zal wellicht de gevolgen voelen van het uiteindelijke akkoord waarbij een voorlopig verlengde toegang van 5,5 jaar tot de Britse territoriale wateren verzekerd werd, maar de vangstquota voor EU-vissers met een kwart beperkt.
 
De EU heeft een steunfonds van vijf miljard euro (Brexit Adjustment Reserve) voorzien voor landen en sectoren die bovenmatig geraakt zouden worden door de Brexit. “Het is onduidelijk hoeveel Vlaanderen mag verwachten als compensatie,” aldus Gerolf Annemans. “De eindsom is nog een vraagteken, maar het moet duidelijk zijn dat een grote slof van het steunfonds voor Vlaanderen moet voorzien zijn en niet mag verdwijnen in bodemloze Belgische putten.”