Taalonevenwicht en overwegend niet-Belgische ereconsuls bij Buitenlandse Zaken
Uit het antwoord van minister van Buitenlandse Zaken Maxime Prévot (Les Engagés) op een schriftelijke vraag van Vlaams Belang-Kamerlid Britt Huybrechts blijkt dat er een grof taalonevenwicht heerst binnen de diplomatieke dienst, én dat België in landen zonder ambassade of consulaat vooral rekent op ereconsuls die niet eens Belg zijn. “De situatie is totaal geen afspiegeling van de communautaire taalevenwichten in dit land”, stelt Huybrechts. “Bovendien is het bizar dat in tijden van keiharde besparingen de Vlaamse belastingbetaler moet opdraaien voor onkosten van ereconsuls die onze nationaliteit niet eens bezitten.”
Hoewel de diplomatie, als ze de communautaire realiteit zou weerspiegelen, uit ongeveer 60 procent Nederlandstaligen en 40 procent Franstaligen zou moeten bestaan, blijkt de verhouding scheefgetrokken. Zo’n 324 diplomaten zijn Nederlandstalig en zo’n 309 Franstalig, bijna een 50/50-verhouding dus. “Vlamingen lopen hierdoor kansen mis die hen toekomen. Dit is geen afspiegeling van België en de minister moet dit rechtzetten”, zegt Huybrechts. Ze hekelt dat Prévot zich verschuilt achter procedures terwijl de ondervertegenwoordiging van Nederlandstaligen intact blijft.
“De minister hecht geen waarde aan nationaliteit voor een belangrijke brugfunctie als ereconsul”
Het antwoord van de minister legt tevens bloot dat in landen zonder diplomatieke of consulaire beroepspost 44 van de 77 ereconsuls geen Belg zijn. De minister verdedigde dit door op te werpen dat de specifieke toegevoegde waarde van louter het bezit van de Belgische nationaliteit voor de uitoefening van een functie van ereconsul van België niet zou zijn aangetoond. Ook veel Belgen beschikken volgens hem niet over een grondige kennis van al onze landstalen en van onze instellingen. “De minister hecht geen waarde aan onze nationaliteit voor een belangrijke brugfunctie als ereconsul, waardoor landgenoten daar dus moeten rekenen op een ereconsul die zelf niet eens de Belgische nationaliteit bezit. Dat is toch compleet absurd?”, aldus Huybrechts. “Zeker wanneer zij het enige lokale aanspreekpunt zijn.”
Daarbovenop blijkt dat Buitenlandse Zaken bepaalde onkosten van ereconsuls blijft terugbetalen, terwijl de federale regering tegelijk bespaart op de Vlaamse middenklasse. “Het kan toch niet dat niet-Belgische ereconsuls kosten indienen bij de FOD, terwijl de regering-De Wever bij onze bevolking steeds dieper in de zakken zit? Dit is niet uit te leggen aan de belastingbetaler”, besluit Huybrechts. “Prévot moet dit statuut dringend hervormen en eindelijk het taalevenwicht herstellen.”