Nieuws
dinsdag, 06 sep 2022

“Van Quickenborne maakt gerechtelijke achterstand nog groter”

Het Vlaams Belang neemt het niet dat het Assisenproces over de terreuraanslagen van 22 maart 2016 het Brusselse Hof van Beroep voor ernstige problemen stelt. “Het is geen geheim dat het Hof kampt met een structurele onderbezetting en met een immense gerechtelijke achterstand”, zegt Kamerlid Marijke Dillen. “En hoewel het Assisenproces al vele maanden wordt aangekondigd, werd door minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) al die tijd duidelijk niets ondernomen om dit voorzienbare probleem op te vangen. Wij zullen hem hierover ondervragen.

“Het proces tegen de islamterroristen zal negen maanden in beslag nemen, over de kostprijs ervan wil ik het zelfs nog niet hebben, en al die tijd zal het Brusselse Hof van Beroep het dus met vijf raadsheren minder moeten stellen”, aldus Dillen. “En daarnaast zal ook het Brusselse Hof van Assisen in de problemen komen. In het proces tegen Salah Abdeslam en consoorten zal immers ook beroep worden gedaan op een hele batterij griffiers en medewerkers, wat nefast zal zijn voor het verloop van de andere geplande Assisenprocessen.”

“Iedereen zag het probleem van het Hof van Beroep aankomen, alleen Van Quickenborne niet”

“Volgens de betrokken magistraten zal de reeds torenhoge gerechtelijke achterstand enkel nog toenemen”, vervolgt Dillen. “Van redelijke termijnen is in de rechtsgang al lang geen sprake meer en dat zal dus alleen maar verergeren. Het mag duidelijk zijn dat een land dat niet in staat is de rechtsbedeling op een snelle en rechtvaardige manier te organiseren geen rechtstaat kan worden genoemd.”

“Het Vlaams Belang pleit al jaar en dag om extra investering in personeel voor Justitie, een departement dat al tientallen jaren stiefmoederlijk behandeld wordt”, besluit Dillen. “Maar daar heeft de minister die Justitie ‘straffer’ zou maken geen oren naar. Na het onopgeloste problemen van de overbevolking in de gevangenissen en de veiligheid van de cipiers, is dit een zoveelste hoofdstuk in het blunderboek van Van Quickenborne.”